Het landschap als spiegel en medicijn van het individu
Wanneer men door de digitale galerij van Atelier ZomerVijver dwaalt, valt onmiddellijk op hoeveel aandacht er is voor het landschap. Wateroppervlakken die het licht vangen, bomen die schaduwen werpen, de bocht van een pad, een dij in een stille pose – telkens is het landschap niet slechts decor, maar onderwerp, spiegel, binnenwereld. Maar naast het landschap keert ook een andere fascinatie terug: de schoonheid van het vrouwelijk lichaam, haar gracieuze rondingen, het zachte vlees dat het oog streelt en de ziel beroert. In deze werken worden landschap en lichaam zelden strikt gescheiden: de aardse golving van een heuvel lijkt verwant aan de zachte welving van een lichaam, als echo’s van dezelfde natuurkracht.
Het ontstaan van individu en landschap
Het
is geen toeval dat landschap en individu rond dezelfde tijd
verschijnen in de kunstgeschiedenis: tussen circa 1400 en 1550. In
deze periode begon de westerse mens zichzelf te zien als een uniek
individu, los van de groep, en ontstond de wens om zijn eigen gelaat
en lichaam – in al haar aardse schoonheid – te verbeelden.
Tegelijkertijd werd het landschap voor het eerst een zelfstandig
onderwerp in de schilderkunst, niet langer louter een vage
achtergrond. Volgens cultuurfilosoof Ton Lemaire is dit een keerpunt:
“Het landschap is een geestesproduct van het individu,” stelt
hij. “Pas wie zichzelf als een uniek wezen ziet, kan het landschap
als iets buiten zichzelf gaan beleven, en er vervolgens een band mee
opbouwen.”
De opkomst van het landschap in de schilderkunst,
vaak in één adem genoemd met het vrouwelijk naakt, wijst op een
nieuwe gevoeligheid voor het lichamelijke, het zinnelijke, het
zintuiglijke – en op het besef dat wijzelf natuur zijn.
Scheiding tussen mens en natuur
Maar in diezelfde periode ontstaat ook de breuk: de scheiding tussen mens en natuur, tussen lichaam en landschap. Zoals Bruno Latour scherp analyseert in We zijn nooit modern geweest:
“We hebben geprobeerd natuur en cultuur uit elkaar te trekken, en
zijn daardoor onszelf en de wereld als vreemden gaan
beschouwen.”
Deze scheiding, ooit noodzakelijk om het individu
te laten opbloeien, keert zich nu tegen ons. Wat in de kunst begon
als een vreugdevolle ontdekking – het lichaam én het landschap als
bewonderenswaardige werelden op zichzelf – werd in de cultuur tot
een diepe kloof, met eenzaamheid, vervreemding en ecologische schade
tot gevolg. Mens en natuur zijn niet meer vanzelfsprekend één.
Het landschap als spiegel van ons lichaam
Toch is het landschap – net als het lichaam – een spiegel van wie wij zijn, van wat we doen en laten. Tim Ingold, hedendaags Brits antropoloog, stelt in Being Alive:
“Landschap en lichaam ontstaan samen, in een voortdurende
wisselwerking.”
Onze omgang met het landschap weerspiegelt
onze omgang met onszelf. Het genot van de golvende lijnen van een
dij, de verwondering bij de zachte overgangen van licht op water, is
niet anders dan de tederheid waarmee men een geliefde streelt of een
veld doorkruist. In de schilderijen en teksten van Atelier
ZomerVijver komt dit zintuiglijke, deze wederkerigheid telkens terug.
Maar deze spiegel toont ook onze schaduwzijden. In het besef dat nanoplastics inmiddels in ieder levend wezen zitten, stelt de natuur ons een pijnlijke vraag. De Belgische kunstenaar Bruno Van den Broecke vatte het in een theatertekst zo samen:
“De dingen die we weggooien, komen in ons terug. We zijn niet
gescheiden van het afval; we zijn het afval geworden.”
Onze
producten, ons afval, keren terug in onze lichamen – het landschap
dat we denken te beheersen, nestelt zich in ons bloed, ons vlees,
onze cellen. De natuur spiegelt onze keuzes zonder pardon.
Herstel van verbondenheid
Wat nu? Europese denkers als Arne Naess (Deep Ecology), Eva Meijer (De grenzen van mijn taal) en dichter Ilja Leonard Pfeijffer benadrukken elk op hun eigen wijze dat de kloof tussen mens en natuur een illusie is. Meijer schrijft:
“Wij zijn door en door natuur, in taal, in lichaam, in denken. Wie
naar buiten kijkt, kijkt naar zichzelf.”
En Pfeijffer, in een
van zijn moderne sonnetten:
“Wij zijn wat wij aanschouwen, en
het aanschouwde is wat wij zijn.”
Atelier ZomerVijver verbeeldt die hernieuwde eenheid. In het ritme van verf en poëzie wordt de vervreemding overbrugd. Het lichaam wordt landschap, het landschap krijgt de zinnelijkheid van huid, dij en schouder. De werken nodigen uit tot een tedere, langzame blik – een aandacht die zo zeldzaam is in een wereld van haast en oppervlakkigheid.
Slot: Naar een zorgzame blik
In een tijd waarin natuur en lichaam vaak tot grondstof of object worden gereduceerd, is het werk van Atelier ZomerVijver een oproep tot herverbinding en zorg. De spiegel van het landschap vraagt om aandacht, liefde en verantwoordelijkheid. De schoonheid van het landschap en het lichaam zijn uitingen van dezelfde vitale kracht – ze tonen ons hoe diep wij verweven zijn met de wereld.
Misschien is het, met Lemaire, Latour en anderen, tijd om te beseffen dat natuur en cultuur, lichaam en landschap, niet los van elkaar kunnen bestaan. Wat wij de natuur aandoen, doen wij onszelf aan. In de lijnen van een rivier, in het zachte vlees van het lichaam herkent de mens zichzelf – en wordt uitgenodigd tot verwondering én tot zorg.
Bronnen en inspiraties:
Ton Lemaire, Filosofie van het landschap
Bruno Latour, We zijn nooit modern geweest
Tim Ingold, Being Alive
Eva Meijer, De grenzen van mijn taal
Ilja Leonard Pfeijffer, Idyllen
Bruno Van den Broecke, Missie
Arne Naess, Ecology, Community and Lifestyle (1989)
Reacties
Een reactie posten